Voorafgaand aan het opstellen van de begroting en meerjarenraming worden kaders en uitgangspunten vastgesteld. Hierin wordt duidelijk aangegeven waarmee bij het opstellen van de ramingen rekening gehouden moet worden.
Deze kaders en uitgangspunten vormen de basis voor het opstellen van de begroting 2026 en meerjarenraming 2027-2029. Uiteraard kan er in een later stadium afgeweken worden van deze kaders en uitgangspunten. Dan zal dit afzonderlijk worden toegelicht.
Hieronder worden de kaders en uitgangspunten voor de begroting 2026 en de meerjarenramingen 2027-2029 beschreven.
Opbouw begroting
In de begroting is gebruik gemaakt van het programmaplan in de begroting in lijn met de voorgaande jaren. Het programmaplan bevat de overkoepelende programmadoelen van de gemeente als geheel en worden aangeduid met de term "speerpunten". De speerpunten hebben een globaal karakter, waarbij effectmetingen slechts op hoofdlijnen kan plaatsvinden. De speerpunten worden daarom doorvertaald naar concrete doelstellingen. Dit zijn specifiek gemaakte doelen, die beter meetbaar zijn en waarop specifieke acties kunnen worden gericht.
In het programmaplan vindt u per programmadoel een overzicht van de speerpunten voor de komende begrotingsperiode. Per speerpunt worden doelstellingen benoemd onder "wat willen we bereiken" en aangegeven welke activiteiten in het begrotingsjaar worden opgepakt in relatie tot deze doelstelling, "wat gaan we doen". In de zomer- en winternota en in de jaarrekening wordt vervolgens verantwoording afgelegd over de voortgang van de activiteiten.
Hieronder een korte toelichting op de onderdelen Programma's en Financiën.
Programma's
In het onderdeel programma's wordt elk afzonderlijk programma nader toegelicht volgens de volgende uniforme opbouw:
- Speerpunten
- Financiën
- Beleidsindicatoren
- Beleidsstukken
- Verbonden partijen
Speerpunten
De speerpunten zijn de gemeentelijke beleidsdoelen per programma. Onder speerpunten worden concrete doelstellingen "wat willen we bereiken" gedefinieerd en activiteiten benoemd "wat gaan we doen" die bijdragen aan de realisatie van deze doelstellingen. De voortgang op de speerpunten en bijbehorende activiteiten wordt in de planning- en control-cyclus gemonitord en bijgesteld waar nodig.
Financiën (als onderdeel van de Programma's)
Bij het onderdeel "wat mag het kosten" worden de integrale baten en lasten van het betreffende programma gepresenteerd. Dus inclusief de mutaties bestaand beleid, autonome ontwikkelingen, meerjarig investeringsplan en de voorstellen voor nieuw beleid. De voorstellen voor nieuw beleid en nieuwe investeringen van het betreffende programma worden vervolgens afzonderlijk gepresenteerd en toegelicht.
Beleidsindicatoren
De verplichte uniforme indicatoren kunnen worden gebruikt als een soort benchmark in de vergelijking met andere gemeenten of als maatlat voor raadsleden voor een beter begrip van de beleidsresultaten en het eventueel bijsturen van de beleidsontwikkeling.
Beleidsstukken
Onder dit onderdeel wordt per programma een verwijzing opgenomen naar de relevante notities die het beleidskader van het programma vormen.
Verbonden partijen
Per programma wordt, conform het BBV, inzicht gegeven in de relevante verbonden partijen. In de paragraaf verbonden partijen wordt nadere informatie verstrekt omtrent het beleid rondom verbonden partijen.
Financiën
Het financiële deel van de begroting komt aan de orde in het hoofdstuk Financiën. In dit hoofdstuk wordt de opbouw van de begroting toegelicht. Aangegeven wordt hoe het huidige financiële meerjarenbeeld is opgebouwd vanuit de vastgestelde meerjarenbegroting 2025, reeds genomen raadsbesluiten en de doorwerking van de dit jaar vastgestelde voorjaarsnota. Vervolgens zijn in het kader van de totstandkoming van de begroting 2026 en meerjarenbegroting 2027 – 2029 diverse voorstellen en mutaties in beeld gebracht. Deze zijn onderverdeeld in mutaties autonome ontwikkelingen, bestaand beleid, meerjarig investeringsplan en nieuw beleid.
De mutaties autonome ontwikkelingen, bestaand beleid en meerjarig investeringsplan worden op hoofdlijnen toegelicht. De voorstellen voor nieuw beleid en nieuwe investeringen worden afzonderlijk gepresenteerd in een overzicht. Opgemerkt wordt dat deze voorstellen ook per programma gepresenteerd en toegelicht worden.
Gehanteerde uitgangspunten
Voor de begroting 2026 en de meerjarenramingen 2027-2029 zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Ramingen 2026
Uitgangspunt voor het begrotingsjaar 2026 is dat alle ramingen zo reëel mogelijk geraamd worden. Hier is dus sprake van maatwerk. Ook bij ramingen met een autonoom (veelal niet beïnvloedbaar) karakter is het uitgangspunt zo reëel mogelijk te ramen. Als dit inzicht op het moment van ramen ontbreekt wordt in 2026 een indexatie van 2% toegepast. In de begroting 2025 was dit percentage voor het jaar 2026 ook vastgesteld op 2%.
Dit percentage is gebaseerd op de meest recente middellange termijnraming van het Centraal Planbureau (CPB) van februari 2025.Hier wordt een inflatie verwacht (consumentenprijsindex, CPI) voor Nederland in de periode 2026 tot en met 2029 van 2,3%.
Ramingen 2027 en verder
Bij het samenstellen van de begroting 2026 is geïnventariseerd in hoeverre meerjarige ramingen moeten worden bijgesteld. Ook hierbij is het uitgangspunt zo reëel mogelijk te ramen. Als dit inzicht op het moment van ramen ontbreekt wordt in de jaren 2027 en verder een indexatie van 2% toegepast. In de begroting 2025 was dit percentage voor de jaren 2026 en verder ook vastgesteld op 2%.
Dit percentage is gebaseerd op de meest recente middellange termijnraming van het Centraal Planbureau (CPB) van februari 2025.Hier wordt een inflatie verwacht (consumentenprijsindex, CPI) voor Nederland in de periode 2026 tot en met 2029 van 2,3%.
Nieuw beleid en nieuwe investeringen
Bij het opstellen van de begroting worden ook nieuwe beleidsinitiatieven en investeringen in beeld gebracht. Deze worden afzonderlijk weergegeven en daar waar nodig toegelicht.
Saldo onvoorzien
Het BBV schrijft voor dat de begroting een saldo onvoorzien bevat, maar schrijft geen berekeningswijze of verplichte omvang voor. Evenals in 2025 is bij het opstellen van de begroting 2026 en meerjarenraming 2027-2029 een saldo onvoorzien van € 50.000 gehanteerd.
Belastingen, rechten, heffingen en tarieven
Gemiddelde woonlasten
In onderstaand overzicht zijn de bedragen van de gemiddelde woonlasten voor een woningeigenaar met een meerpersoonshuishouden van onze en omliggende gemeenten voor de jaren 2020 tot en met 2025 in beeld gebracht. Ook is het bedrag van de gemiddelde woonlasten van Nederland en de Provincie Noord-Holland in het overzicht opgenomen. (Bron COELO atlas bijlage 3 en interactieve kaart 28).
De gemeentelijke woonlasten bestaan voor bewoners die ook eigenaar zijn uit de afvalstoffenheffing, rioolheffing en ozb. Bij de berekening van de hoogte van de OZB aanslag is uitgegaan van een voor elke gemeente geldende gemiddelde woningwaarde.
In de Atlas is ook een rangnummer woonlasten per gemeente opgenomen. De gemeente met de laagste woonlasten heeft rangnummer 1. De gemeente met de hoogste woonlasten heeft rangnummer 342. Onze gemeente heeft in 2025 rangnummer 112.
Jaar | 2025 | 2024 | 2023 | 2022 | 2021 | 2020 | Stijging % 2021-2026 | Stijging € 2021-2026 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nederland | 1.053 | 994 | 944 | 904 | 811 | 776 | 36% | 277 |
Provincie Noord-Holland | 1.086 | 1.008 | 961 | 901 | 820 | 764 | 42% | 322 |
Gemeenten in regio | ||||||||
Landsmeer (ZW) | 1.477 | 1.437 | 1.346 | 1.240 | 962 | 904 | 63% | 573 |
Oostzaan (ZW) | 1.339 | 1.323 | 1.246 | 1.184 | 1.124 | 997 | 34% | 342 |
Wormerland (ZW) | 1.227 | 1.133 | 1.068 | 1.044 | 942 | 890 | 38% | 337 |
Medemblik | 1.136 | 1.105 | 1.067 | 1.184 | 801 | 763 | 49% | 373 |
Waterland (ZW) | 1.116 | 975 | 959 | 939 | 860 | 789 | 41% | 327 |
Edam-Volendam (ZW) | 1.078 | 911 | 872 | 852 | 799 | 761 | 42% | 317 |
Amsterdam | 1.058 | 944 | 921 | 837 | 761 | 656 | 61% | 402 |
Zaanstad (ZW) | 1.038 | 1.010 | 985 | 959 | 901 | 859 | 21% | 179 |
Hoorn | 1.009 | 940 | 914 | 867 | 702 | 733 | 38% | 276 |
Purmerend (ZW) | 996 | 954 | 909 | 874 | 801 | 764 | 30% | 232 |
Koggenland | 952 | 921 | 886 | 772 | 692 | 663 | 44% | 289 |
Gemiddelde van gemeenten in regio | 1.130 | 1.059 | 1.016 | 977 | 850 | 798 | 42% | 332 |
Afwijking EV van gem. in regio | 52 | 148 | 144 | 125 | 51 | 37 | 0 | 15 |
Afwijking EV van gem. in Nederland | -25 | 83 | 72 | 52 | 12 | 15 | 0 | -40 |
Afwijking EV van gem in Noord-Holland | 8 | 97 | 89 | 49 | 21 | 3 | 0 | 5 |
Rangnummer EV t.o.v. landelijk | 112 | 83 | 99 | 145 | 126 | 142 |
Onroerendezaakbelastingen (OZB)
Het COELO is het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden. Zij publiceert ieder jaar de Atlas van de lokale lasten. De atlas geeft een overzicht van de hoogte en ontwikkeling van belastingen en heffingen van alle gemeenten. In de atlas zijn interactieve kaarten opgenomen. Op deze kaarten is te zien is welke bedragen worden betaald voor belastingen en heffingen. Een vergelijking van de ozb-tarieven van verschillende gemeenten zegt op zichzelf betrekkelijk weinig. Immers, een laag tarief kan in combinatie met een hoge grondslag best tot een hoge belastingaanslag leiden. In de atlas wordt daarom een vergelijking (interactieve kaart 7) weergegeven vanuit het standpunt van de belastingbetaler. Deze vergelijking is gebaseerd op de gemiddelde aanslag. Dit is de hoogte van de OZB aanslag bij een voor die gemeente geldende gemiddelde woningwaarde.
In onderstaand overzicht zijn de bedragen van de gemiddelde aanslagen van onze en omliggende gemeenten voor de jaren 2020 tot en met 2025 in beeld gebracht. Ook is het bedrag van de gemiddelde aanslagen van Nederland in het overzicht opgenomen. (Bron COELO atlas interactieve kaart 7). Vanuit het standpunt van de belastingbetaler is de gemiddelde aanslag een nuttige indicator. Dit is de hoogte van de aanslag bij een voor de gemeente geldende gemiddelde woningwaarde.
Vergeleken met het gemiddelde van Nederland is de gemiddelde aanslag OZB van onze gemeente € 18 lager. Vergeleken met het gemiddelde van de omliggende gemeenten is de gemiddelde aanslag OZB van onze gemeente € 52 lager. Daarbij moet nog de kanttekening gemaakt worden dat de gemeente Purmerend en Waterland de wegen nog niet heeft overgenomen van het HHNK. De gemiddelde OZB aanslag van deze gemeenten zal na overname aanzienlijk stijgen.
Overzicht gemiddelde OZB aanslag op basis van gemiddelde woningwaarde
Jaar | 2025 | 2024 | 2023 | 2022 | 2021 | 2020 | Stijging % 2021-2026 | Stijging € 2021 - 2026 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nederland | 453 | 423 | 403 | 380 | 305 | 295 | 54% | 158 |
Gemeenten in regio | ||||||||
Landsmeer (ZW) | 700 | 666 | 614 | 544 | 364 | 330 | 112% | 370 |
Wormerland (ZW) | 573 | 495 | 466 | 452 | 363 | 326 | 76% | 247 |
Medemblik | 562 | 552 | 522 | 344 | 245 | 217 | 159% | 345 |
Oostzaan (ZW) | 551 | 568 | 532 | 520 | 445 | 362 | 52% | 189 |
Waterland (ZW) | 532 | 476 | 474 | 467 | 397 | 335 | 59% | 197 |
Edam-Volendam (ZW) | 435 | 322 | 311 | 306 | 274 | 265 | 64% | 170 |
Hoorn | 435 | 383 | 371 | 353 | 237 | 233 | 87% | 202 |
Koggenland | 430 | 413 | 391 | 295 | 227 | 208 | 107% | 222 |
Amsterdam | 404 | 308 | 301 | 243 | 182 | 150 | 169% | 254 |
Purmerend (ZW) | 380 | 364 | 337 | 313 | 251 | 247 | 54% | 133 |
Zaanstad (ZW) | 360 | 346 | 346 | 336 | 280 | 273 | 32% | 87 |
Gemiddelde gemeenten in regio | 487 | 445 | 424 | 379 | 297 | 268 | 88% | 220 |
Afwijking EV t.o.v. gem. gemeenten in regio | 52 | 123 | 113 | 73 | 23 | 3 | 24% | 50 |
Afwijking EV t.o.v. gemiddelde Nederland | 18 | 101 | 92 | 74 | 31 | 30 | -11% | -12 |
Voorstel verhoging tarief OZB
Bij het opstellen van de begroting 2025 en meerjarenraming 2026 en verder is ervoor gekozen om het tarief OZB voor de jaren 2025 en 2026 met 10% te verhogen en met ingang van 2027 het tarief met 2% (indexatie) te verhogen. Dit in overeenstemming met de ombuigingsvoorstellen zoals opgenomen in de Kadernota van 2025 (vorig jaar).
Bij het opstellen van de begroting 2026 en verder wordt er van dezelfde tariefstijgingen uitgegaan. Voor 2026 betekent dat dus een stijging van 10% en met ingang van 2027 een stijging van jaarlijks 2%.
N.b. Onder programma 6 en de paragraaf Lokale heffingen vindt u de definitieve belastingvoorstellen.
Afvalstoffenheffingen
Voor de afvalstoffenheffing wordt in 2026 een stijging toegepast van 5%. Het tarief voor een meerpersoonshuishouden stijgt dan in 2026 met € 21 naar € 437.
Gestreefd wordt naar 100% kostendekking. Ook meerjarig wordt het tarief met 5% verhoogd (indexatie en toegroeien naar 100% kostendekking). Uiteraard voor zover de kostendekkendheid dit toelaat.
Reinigingsrechten
Voor de reinigingsrechten wordt in 2026 een stijging toegepast van 5%.
Gestreefd wordt naar 100% kostendekking. Ook meerjarig wordt het tarief met 5% verhoogd (indexatie en toegroeien naar 100% kostendekking). Uiteraard voor zover de kostendekkendheid dit toelaat.
Rioolheffingen
Voor de rioolheffing wordt in 2026 een stijging toegepast van 5%. Het tarief stijgt dan in 2026 met € 11 naar € 238.
Gestreefd wordt naar 100% kostendekking. Ook meerjarig wordt het tarief met 5% verhoogd (indexatie en toegroeien naar 100% kostendekking). Uiteraard voor zover de kostendekkendheid dit toelaat.
Toeristenbelastingen
Bij het opstellen van de begroting 2025 en meerjarenraming 2026 en verder is besloten om de tarieven toeristenbelasting voor de accommodaties anders dan een kampeerterrein in 2025 te verhogen met 13% (naar € 3,85), in 2026 met 20% (naar € 4,60), in 2027 met 5% (naar € 4,85) en in 2028 met 5% (naar € 5,10). Dit in overeenstemming met de ombuigingsvoorstellen zoals opgenomen in de Kadernota van 2025 (vorig jaar).
Bij het opstellen van de begroting 2026 en verder wordt er van dezelfde tariefstijgingen uitgegaan. Voor 2026 betekent dat dus een stijging van 20%, in 2027 en 2028 een stijging van 5%. In 2029 zal het tarief met 2% stijgen.
In omliggende gemeenten zijn de tarieven 2025:
Amsterdam | € 18,43 |
---|---|
Landsmeer | € 10,32 |
Zaanstad | € 7,71 |
Oostzaan | € 4,90 |
Wormerland | € 4,00 |
Edam-Volendam | € 3,85 |
Hoorn | € 3,50 |
Waterland | € 3,45 |
Alkmaar | € 2,85 |
Enkhuizen | € 2,75 |
Purmerend | € 2,75 |
Medemblik | € 2,30 |
Gooise Meren | € 2,40 |
Het landelijke gemiddelde tarief toeristenbelasting 2025 voor een hotelovernachting is € 4,20.
Toeristenbelasting kampeerterrein
Bij het opstellen van de begroting 2025 en meerjarenraming 2026 en verder is besloten om de tarieven toeristenbelasting voor kampeerterrein in 2026, 2027 en 2028 te verhogen met 20%. Dit leidt in 2026 tot en met 2028 tot tarieven van respectievelijk € 2,10, € 2,50 en € 3.00. Dit in overeenstemming met de ombuigingsvoorstellen zoals opgenomen in de Kadernota van 2025 (vorig jaar).
Bij het opstellen van de begroting 2026 en verder wordt er van dezelfde tariefstijgingen uitgegaan. Voor 2026 tot en met 2028 betekent dat dus een stijging van jaarlijks 20%. In 2029 zal het tarief met 2% stijgen.
In omliggende gemeenten zijn de tarieven 2025:
Oostzaan | € 4,90 |
---|---|
Wormerland | € 4,00 |
Waterland | € 3,45 |
Enkhuizen | € 2,75 |
Gooise Meren | € 2,40 |
Medemblik | € 2,30 |
Hoorn | € 1,95 |
Edam-Volendam | € 1,75 |
Alkmaar | € 1,42 |
Watertoeristenbelasting
Bij het opstellen van de begroting 2025 en meerjarenraming 2026 en verder is besloten om het tarief watertoeristenbelasting in 2026 en verder niet te verhogen. Het tarief is dus voor de jaren 2025 en verder vastgesteld op € 3,40. Dit in overeenstemming met de ombuigingsvoorstellen zoals opgenomen in de Kadernota van 2025 (vorig jaar).
Reden hiervoor is dat het tarief voor watertoeristenbelasting in Edam-Volendam hoger is dan omliggende Markermeer/IJsselmeer gemeenten. Zie onderstaand overzicht. Om het verschil met de tarieven van omliggende gemeenten te verkleinen/niet te laten toenemen is ervoor gekozen om het tarief voor de watertoeristenbelasting in 2025 en verder niet te laten stijgen. Het voorgenomen tarief blijft dan voor de jaren 2026 tot en met 2029 € 3,40.
In omliggende Markermeer/IJsselmeer gemeenten zijn de tarieven voor de watertoeristenbelasting 2024:
Edam-Volendam | € 3,40 |
---|---|
Enkhuizen | € 2,70 |
Waterland | € 2,25 |
Gooise Meren | € 2,40 |
Medemblik | € 2,02 |
Hoorn | € 1,95 |
Leges
Voor alle leges wordt voor 2026 en verder over het algemeen een indexatie toegepast van 2%. Uiteraard voor zover de kostendekkendheid en/of maximaal toelaatbaarheid van het tarief dit toelaat. Het betreft hier bijvoorbeeld de leges omgevingsvergunningen, reisdocumenten, rijbewijzen, parkeerontheffingen en burgerlijke stand. Als er op een onderdeel afgeweken wordt van dit uitgangspunt dan wordt dit apart toegelicht en ter besluitvorming voorgelegd.
Overige belastingen en rechten
Voor de precariobelasting, havengelden, marktgelden, grafrechten wordt voor 2026 en verder voor zover de kostendekkendheid dit toelaat, een indexatie toegepast van 2%. Voor het havengeld wordt, gelet op het afwijkende karakter, anders dan bij de rioolheffing en afvalstoffenheffing, een 100% dekking niet nagestreefd.
CAI
De Centrale Antenne Installatie (CAI) wordt in 2025 vervangen door het nieuwe glasvezelnetwerk. De ramingen in de begroting 2026 en verder zijn hierop aangepast.
Tarieven verhuur/gebruik sport lokaliteiten
Bij het opstellen van de begroting 2025 en meerjarenraming 2026 en verder is besloten om de tarieven verhuur/gebruik sport lokaliteiten in 2026 met 10% te verhogen. Dit in overeenstemming met de ombuigingsvoorstellen zoals opgenomen in de Kadernota van 2025 (vorig jaar).
Bij het opstellen van de begroting 2026 en verder wordt er van dezelfde tariefstijging uitgegaan. Voor 2026 betekent dat dus een stijging van 10% en met ingang van 2027 een stijging van jaarlijks 2%.
Renteomslag percentage
Uitgangspunt is dat de (verwachte) werkelijke rentelasten opgenomen worden in de begroting. In de begroting 2026 wordt evenals in 2025 uitgegaan van een rente omslagpercentage van 1%.
Investeringen
Investeringen kunnen onderverdeeld worden in:
- Investeringen voortvloeiende uit beheers- en onderhoudsplannen (nieuwe, uitbreidings- en vervangingsinvesteringen)
- Investeringen vastgesteld in eerdere begrotingen en aparte raadsbesluiten
- Investeringen voortvloeiend uit nieuw beleid 2026-2029
De investeringen vallend onder 1 en 2 zijn integraal opgenomen in de programma's. Nieuwe investeringen zijn afzonderlijk benoemd per programma.
Salariskosten
Voor indexatie van de salarislasten wordt uitgegaan van onderstaande percentages. Uitgangspunten bij de bepaling van deze percentages is de verwachte loonkostenontwikkeling binnen de cao's Rijk en Gemeenten vanaf 2025 en de
verwachte loon- en koopkrachtpolitiek, zoals die wordt afgestemd op de dan geldende actualiteit.
De percentages hieronder voor het onderdeel ambtelijk personeel zijn afgestemd op het eindresultaat van de cao-onderhandelingen sector Gemeenten 2025-2027. De Cao Rijk loopt momenteel nog door tot het eind van het jaar.
Indexatie 2026
De personele uitgaven ambtelijk personeel stijgen door een nominale salarisverhoging van bruto € 35 per maand per 1-1-2026 en een procentuele salarisverhoging van 1,25% per 1 juli 2026;
6,0% gemeenteraad en 4,0% personele uitgaven overige politiek ambtsdragers;
1,0% (onkosten) vergoeding politiek ambtsdragers;
3,6% uitgaven voormalig personeel en 2,0% pensioenen gewezen politiek ambtsdragers en nagelaten betrekkingen.
Indexatie 2027
3,25% personele uitgaven ambtelijk personeel;
5% gemeenteraad en 3,25% personele uitgaven overige politiek ambtsdragers;
1% (onkosten) vergoeding politiek ambtsdragers;
3,25% uitgaven voormalig personeel en 2% pensioenen gewezen politiek ambtsdragers en nagelaten betrekkingen.
Indexatie 2028-2029
3,0% personele uitgaven ambtelijk personeel;
4% gemeenteraad en 3% personele uitgaven overige politiek ambtsdragers;
1% (onkosten) vergoeding politiek ambtsdragers
3% uitgaven voormalig personeel en 2% pensioenen gewezen politiek ambtsdragers en nagelaten betrekkingen.
Huurcontracten
De ramingen van huren worden verhoogd conform gemaakte afspraken in de contracten.
Sociale uitkeringen
Voor sociale uitkeringen is het rijksbeleid gevolgd, aangevuld met financiële gevolgen uit eigen gemeentelijke verordeningen.
Bijstand en WMO / Jeugdzorg
De ramingen voor bijzondere bijstand en WMO z/Jeugdzorg zijn zoveel mogelijk realistisch begroot.
Subsidies
Met de vaststelling van de begroting is duidelijk hoeveel geld er definitief per beleidsveld beschikbaar is. De uitvoering van het subsidiebeleid gebeurt binnen de financiële kaders per sectoraal beleidsveld. Aan de ramingen van deze budgetten liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag:
- De indexatie van de beschikbaar gestelde budgetten ter uitvoering van het subsidiebeleid is gebaseerd op de landelijke normen en richtlijnen.
- De verdeling van de subsidiebudgetten per beleidsveld gebeurt conform de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening en de diverse subsidieregelingen.
- Om open bekostiging te voorkomen werken wij met subsidieplafonds. De subsidieplafonds en de bijhorende verdeelcriteria worden conform de bepalingen in de desbetreffende subsidieregelingen vastgesteld en besteed.
Uitkering Gemeentefonds
De raming wordt gebaseerd op de mei-circulaire van het Rijk.
Aantal inwoners
Bij het opstellen van de ramingen is bij alle relevante inkomsten- en uitgavenramingen, uitgegaan van het onderstaande geschatte aantal inwoners.
Aantal inwoners | |
1-1-2025 | 37.137 |
---|---|
1-1-2026 | 37.323 |
1-1-2027 | 37.556 |
1-1-2028 | 37.760 |
1-1-2029 | 37.948 |
Aantal woningen (verblijfsobjecten met woonfunctie)
Het aantal woningen waarmee in de begroting en meerjarenraming wordt gerekend is gebaseerd op het aantal verblijfsobjecten met woonfunctie. De gegevens worden gebaseerd op de aantallen uit de BAG-administratie. Deze gegevens worden vervolgens verhoogd/verlaagd op basis van de woningbouwplanning voor toekomstige jaren. Deze aantallen worden, daar waar dit van toepassing is, gebruikt voor de berekening van de belastingopbrengsten, legesopbrengsten en de berekening van diverse uitgaven- en inkomstenramingen.
Bij het opstellen van de ramingen en de aanlevering van informatie voor de begroting 2026 en meerjarenraming 2027-2029 is uitgegaan van de onderstaande aantallen.
Aantal woningen | |
1-1-2025 | 15.994 |
---|---|
1-1-2026 | 16.141 |
1-1-2027 | 16.280 |
1-1-2028 | 16.538 |
1-1-2029 | 16.688 |
Informatieplicht
Conform de vastgestelde financiële verordening Edam-Volendam (artikel 8) zijn de volgende zaken opgenomen in de uitgangspunten van de begroting:
Het college besluit niet over:
- De aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 250.000 per onderdeel met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar voor alle onderdelen bij elkaar, tenzij de raad al een exploitatie- of investeringsbudget beschikbaar heeft gesteld voor de hier genoemde onderdelen.
- Het verstrekken van leningen groter dan € 250.000 per te verstrekken lening met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar, tenzij de raad al een investeringsbudget beschikbaar heeft gesteld.
- Het verstrekken van waarborgen of garanties met een totaal maximum van € 1.000.000 per jaar, met uitzondering van waarborgen of garanties in het kader van de sociale woningbouw, vallende onder de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Daarvoor geldt een maximum bedrag van € 15.000.000 per aanvraag.
Het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, tenzij de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.